Instellingen zien onderwijstaken als corvé

Het ComeniusNetwerk 19-05-2022
756 keer bekeken 0 reacties

Onderwijsinstellingen moeten het onderwijsgedeelte van hun takenpakket serieuzer nemen, stellen Hans Savelberg, Renske Bouwer en Jolien Mouw (Circle Duurzaam Docentschap ComeniusNetwerk). Instellingen prioriteren onderzoek boven onderwijs, wat de intrinsieke motivatie van onderwijzers schaadt.

Of hoger onderwijsinstellingen – universiteiten in het bijzonder – genoeg aandacht hebben voor hun onderwijstaak  is al lang een zorg voor degenen die het onderwijs een warm hart toedragen. Juist door de Erkennen en Waarderen-beweging is dit probleem prominenter op het netvlies gekomen, maar de discussie lijkt vooral te gaan over het erkennen en het waarderen van individuele medewerkers voor hun taken in het onderwijs.

Echter, om een duurzame verandering in de erkenning en waardering van onderwijs mogelijk te maken, is het óók nodig de identiteit die universiteiten zich aan meten ter discussie stellen. Zien universiteiten onderwijs daadwerkelijk als een belangrijk onderdeel van hun identiteit? Tonen universiteiten zich als instituten die (jonge) mensen opleiden en kennis delen of is de uitgedragen identiteit vooral gericht op hoogstaand, internationaal gewaardeerd onderzoek en het binnenhalen van bijbehorende subsidies? De meerwaarde van universiteiten in het genereren van kennis willen we geenszins bagatelliseren, maar als we de kerntaakstelling van universiteiten als kennisdelers daadwerkelijk vorm willen geven, is het nodig dat instellingen zich daar ook tot in het diepst van hun vezels mee vereenzelvigen.

De cultuur ontkent onderwijs

Erkennen en Waarderen, waar het onderwijs betreft, vergt dat universiteiten hun taak als onderwijsinstelling serieus nemen. Daarvoor is het niet voldoende om in beleidsnotities en op websites te noemen dat onderwijs belangrijk is, maar moeten we vanuit al onze vezels uitstralen dat onderwijs ons aan het hart gaat, en dat het vanzelfsprekend is dat onderwijs een kerntaak is van universiteiten. Dat is nu niet het geval. Het gaat ons niet om individuele betrokkenen bij het verzorgen van onderwijs, die vaak zeer toegewijd zijn; onze zorg gaat over de houding en de cultuur binnen instellingen ten aanzien van het onderwijs. Die cultuur straalt uit dat onderwijs een bijzaak is en dat iedereen dat wel kan zonder speciale aandacht voor expertise-ontwikkeling op dit gebied.

In het hoger onderwijs worden onderwijstaken vaak als corvée gezien en leeft het idee dat iedereen wel ’even een lesje kan draaien’.  We zouden verbaasd opkijken als de gezagvoerder van een vliegtuig met de koffie en de maaltijden langskomt, omdat ze toch toevallig aan boord was en dat er wel even bij kon doen. In het huidige academisch onderwijs doen we daar niet moeilijk over; die onderzoeker is toch in huis, die kan dan ook wel even een college verzorgen. Echter, het is vreemd om te denken dat wie goed onderzoek kan doen, ook zonder meer onderwijs kan verzorgen. Een zorg die hier aan verwant is, is dat in het hoger onderwijs iedereen een visie mag hebben zonder verstand van zaken. Naast het weer en de opstelling van het Nederlands elftal is onderwijs een thema waar iedereen een mening over heeft en verstand van denkt te hebben.

Toponderwijs verdient meer dan docenten met enkel een basiskwalificatie.

In het hoger onderwijs zien we de gevolgen daarvan in een cultuur waarin iedereen zijn eigen wiel mag uitvinden, zijn eigen vakinhoudelijke plan kan trekken of veranderingen kan doorvoerenen  zich niet hoeft te bekommeren om effectiviteit van de gekozen onderwijsvorm. In het onderwijs handelen we vaak niet evidence informed. Ook dat is bevreemdend, zeker aangezien we in onze onderzoekspraktijk kritisch denken, redeneren en handelen juist als leidraad kiezen. Het is alsof een arts je behandelt op basis van wat zij toevallig bedacht heeft, zonder zich te laten leiden door enige kennis van de effectiviteit van een behandeling.

Zoals hiervoor al genoemd: we willen niet de individuele docenten aan de schandpaal nagelen, maar de cultuur en onze manier van werken ter discussie stellen. Die huidige cultuur en werkstructuur biedt weinig mogelijkheden tot scholing en ook in het aannamebeleid is onderwijs vaak ondergeschikt. Promovendi worden aangesteld als ‘onderzoekerin opleiding’, universitair docenten worden aangesteld op basis van de kwaliteit (en nog vaker kwantiteit) van hun onderzoek en wie verder wil klimmen op de academische ladder moet het daarbij veelal hebben van onderzoeksuccessen. In dit hele bouwwerk is weinig ruimte voor visie op onderwijs en professionalisering van onderwijstaken. In een dergelijke omgeving is het niet vreemd dat er weinig aandacht voor onderwijs is.

Intrinsiek gemotiveerde docenten

Een instelling die haar taak als opleider serieus neemt, zou ervoor moeten zorgen dat de opleiders die zij aanstelt, aantoonbare kwalitatieve ervaring, kwalificaties en passie hebben voor het onderwijs. Daarnaast zouden onderwijsinstellingen deze docenten moeten faciliteren en stimuleren om zich verder te ontwikkelen in de verscheidenheid aan onderwijstaken. Inderdaad, inmiddels hebben veel docenten in het hoger onderwijs een BKO; een Basiskwalificatie Onderwijs. Echter, toponderwijs verdient meer dan docenten met enkel een basiskwalificatie. De basiskwalificatie voor onderzoekers – een PhD-traject – duurt 4 jaar. Daar steekt de tijd die voor een gemiddelde BKO staat schril tegen af. Bovendien is er na de BKO vaak weinig tijd voor verdere scholing, reflectie of vernieuwing beschikbaar. Ook daarmee stralen we uit dat we het onderwijs er maar bij doen.

Deze cultuur waarin onderwijs een tweederangs taak is en waarin weinig expliciete aandacht naar de kwaliteit van docenten gaat, leidt niet alleen tot een suboptimale kwaliteit van het onderwijs; het gaat ook ten koste van het werkplezier. Mensen halen werkplezier uit taken waar ze intrinsiek gemotiveerd voor zijn en waar ze voor gewaardeerd worden. Als een instelling uitstraalt dat onderzoek doen veel belangrijker is en je onderwijs geeft omdat het moet, wordt de intrinsieke motivatie voor onderwijs niet aangesproken of gestimuleerd. Om intrinsiek gemotiveerde docenten te krijgen, te hebben en te houden, moeten we bij de aanstellingsprocedures ook onderwijsvaardigheden en -kwaliteiten mee laten wegen. Ook moeten stafleden gestimuleerd en gefaciliteerd worden om onderwijscompetenties te verwerven of verder te ontwikkelen. Docenten geven beter onderwijs wanneer zij ervaren dat hun werk kwaliteiten vergt die ontwikkeld kunnen worden,  wanneer zij zich daarin gewaardeerd voelen en wanneer zij passie voor hun onderwijsrol hebben.

Emancipatie van de universitaire onderwijsidentiteit

We hebben emancipatie van het onderwijs in het academisch onderwijs nodig. Emancipatie betekent dat onderwijsinstellingen erkennen dat het verzorgen van onderwijs één van de basistaken is, dat instellingen hun identiteit als onderwijsinstelling volledig omarmen en dat we de moed opbrengen om de consequenties te aanvaarden die deze erkenning met zich meebrengt. Daarbij hoort dat universiteiten erkennen dat kwalitatief goed onderwijs ontwerpen en verzorgen niet zomaar door iedereen uitgevoerd kan worden en dat we het organiseren van de onderwijstaak van instellingen niet moeten overlaten aan collega’s die zich eigenlijk vooral als onderzoeker identificeren. Dat betekent geenszins dat we onderwijs en onderzoek van elkaar willen scheiden, maar wel dat we erkennen dat het domeinen met eigen belangen zijn en dat beide belangen gehoord en in een team gerepresenteerd moeten worden. 

Om te bereiken dat deze cultuur verandert, zullen we structuren moeten aanpassen. De onderwijsidentiteit zal gesteund worden door structuren die zorgen voor visie op het onderwijs in opleidingen, voor professionalisering van iedereen die betrokken is bij het onderwijs, voor het beoordelen van de onderwijskwalificaties van nieuwe medewerkers en voor een evidence informed basis van onderwijs en voortdurende innovatie. Daarnaast moeten individuele docenten zich kunnen ontwikkelen. Dit soort structuren kunnen op vele manieren georganiseerd worden, maar alle varianten zullen het belang en de waarde van onderwijs uitdragen en beschermen. Een voorbeeld van een dergelijke structuur kan een onderwijsinstelling zijn die per faculteit verantwoordelijk is voor de hierboven genoemde taken. Zo hebben instellingen samen met onderzoeksinstituten ook vergaand medezeggenschap in het beleid van een dergelijke faculteit. Op deze manier krijgt onderwijs een eigen gezicht in de instellingen en kan het hoger onderwijs zijn onderwijsidentiteit uitdragen.


Savelberg (Universiteit Maastricht), Bouwer (Universiteit Utrecht) en Mouw (Rijksuniversiteit Groningen) zijn lid van de Circle Duurzaam Docentschap van het ComeniusNetwerk.

Gepubliceerd op ScienceGuide5 mei 2022

Afbeeldingen

Cookie-instellingen